Op een woonark leef je bewust met de natuur om je heen. Je merkt vrijwel meteen de veranderingen op in het weer, de wolken en de windrichting. Je ziet het op het rivieroppervlak en aan de lichtinval, je hoort het aan het klotsende water tegen het casco. Ook merk je de verschillen op van de omstandigheden. Niet alleen over de dagen, maar vooral ook in de seizoenen, hun plaats op de kalender en de afwijkingen met een vorig jaar.
Hiervoor hanteert iedereen zo zijn of haar eigen ijkmomenten. Dat kan een verjaardag zijn, een huwelijksdatum of een vast moment voor de wintersport. Het zijn die momenten waarop je denkt “vorig jaar stond de forsythia al in volle bloei” of “toen kwamen de waterlelies al boven”. Dit jaar is weer alles anders. Met Kerst en Oud&Nieuw beleefden we voorjaarstemperaturen van zo’n 14oC. Deze laatste week van april heb ik ’s ochtends nog mijn autoruiten staan krabben en komt het overdag niet boven de 5oC uit. Elders in Nederland kampen ze nu met natte sneeuw.
De (Gooise) Vechtstreek worstelt nu vooral met de wind. Herken je dat? Het zijn van die dagen dat er weer van alles klappert, bonkt of tegen je ark vliegt. Als het te lang duurt, kan je dat weleens zat worden. Want een geluid dat binnen nog door merg en been gaat, is buiten bijna niet te traceren. Je loopt drie keer over je omloop heen-en-weer en ruimt zorgvuldig iedere tak op, zet dekzeiltjes vast, repareert dat losse eindje en smeert maar alvast de meerpalen. Weer aan boord hoor je nog steeds dat rare geluid… grrrr… De wind komt ook uit een ongebruikelijke richting, dat speelt mee. Nog maar eens naar buiten. Dit keer is een beschermkussentje losgeschoten en een fraai schilderij – inventief gemaakt op de achterkant van een terrastafel – is de boosdoener. Het tikt tegen de buitenwand.
De ergernissen duren gelukkig nooit lang. Meestal zijn de geluiden herkenbaar. Je hoort immers alles al van verre aankomen over het water: de regelmatige slag van de roeiers, de hakkepuffende duwbootjes, de fietsende schoolkinderen aan de overkant met hun schelle lachjes en de zware, ruisende vleugelslag van de zwanen. En altijd die geruststellende kleine kreuntjes en piepjes. Geruststellend, omdat het betekent: we drijven nog! Voor een waterbewoner is er maar één ding erger dan geluid: stilte. Want die klinkt in hun oren als oorverdovend.