Wonen op het water, het was nooit eerder zo actueel en zo gewild. Gemeenten, provincies en waterschappen zetten het op de agenda onder de naam ‘waterwonen’ en creëren ruimte voor wonen op het water binnen jachthavens, aan steigereilanden en in Vinex wijken. Ook binnen recreatiegebieden mag het moderne waterwonen zich verheugen in grote belangstelling. Er worden grote sommen uitgegeven door ‘landrotten’ aan het privilege van wonen op het water. Was dat altijd zo?
Wonen op het water uit praktische redenen
Je hoeft niet heel ver terug te gaan in de tijd om te ontdekken dat wonen op het water niet de status had van de 21e eeuw. Veel van de vroegere beurtvaarders moesten hun brood verdienen op dekschuiten en met vissersschepen. Zij hadden geen budget om ook een fatsoenlijk huis aan de wal te hebben. Zij voeren met hun hele hebben en houden over de rivieren door Nederland en Europa en woonden waar de handel hen bracht. De kinderen moesten van boord en naar internaten zodra ze aan de leerplicht moesten voldoen. Zij zagen hun ouders in de vakanties of ergens onderweg. Wonen op het water had een praktische achtergrond.
Waterwonen uit noodzaak
Net na de 2e Wereldoorlog heerste er woningnood in Nederland, op een ongekende schaal. Er waren te weinig woningen beschikbaar; of je nu wilde kopen of huren. Voor sommigen was het aanleiding om de stad te verlaten; een oude dekschuit of afgedankte boot buiten de stad af te meren en te gaan waterwonen. Een schril contrast met de zogenaamde ‘goudkusten’ nu. Er waren geen voorzieningen, geen water of telefoon, geen gas of riolering en al helemaal geen officiële ligplaatsen. Je gooide eenvoudigweg een lijn rond een boom op een afgelegen stukje weiland of vroeg aan de boer of je met je scheepje een ligplaats mocht innemen. Ook in die tijd was wonen op het water niet uit weelde.
Wonen op het water: nu een andere status
Toegegeven, degenen die op het water gingen wonen waren vaak het type vrijbuiter en avonturenzoeker. Zij genoten ervan om met beperkte middelen een eigen plek te creëren en zelfvoorzienend te leven. De noodzaak om veel grondstoffen te verzamelen voor hergebruik was wellicht ook de reden dat dit soort wonen geschaard werd onder de Woonwagenwet. Met alle randvoorwaarden van dien: schuttinghoogten van 4 meter en beperkingen aan het aantal te houden boerderijdieren, zoals ezels, paarden, geiten, schapen en kippen.
Van wonen op het water naar waterwonen.
Langzaam werden de kleine stukjes land gereguleerd. Er kwamen overeenkomsten met lokale partijen en de ligplaatsen voor de oude ‘scharken’ werden ingezet voor woonarken. Na houtkachels en dieselstook kwamen er aansluitingen op reguliere voorzieningen van elektra, telefoon en (aard)gas. De ligplaatsen van de oorspronkelijke bewoners werden overgenomen door mondige eigenaren van steeds meer betonnen arken met steeds meer verdiepingen. Met de reorganisatie van Nederland – van staatsdomeinen naar waterschappen – ging de regulering nog wat verder en kwam het wonen op het water van rechtswege ‘tussen wal en schip’: noch woonwagen noch schip. Onder het motto van toekomstbestendigheid en vele andere argumenten werden er bestemmingsplannen geschreven en herschreven, gingen schoonheids- en welstandscommissies aan de slag en gingen verdienmodellen een steeds grotere rol spelen.
Goudkusten?
Het wiel is rond of – beter – de schroef draait door: in ons waterrijke land heeft het begrip waterwonen een nieuwe betekenis en status gekregen. Zoals een oude boer het ooit formuleerde bij de intrede van ‘Roerende Zaakbelasting’: “Ik ben hier uit armoe komen wonen en uit armoe moet ik er weer weg!” Het is een feit dat veel oorspronkelijke waterbewoners deze manier van waterwonen financieel niet meer kunnen opbrengen. Toch worden de gemeenschappen, buurtschappen en recreatieparken van deze drijf- en vaartuigen bijeengehouden door een gezamenlijke liefde voor het ‘wonen op het water’. Ondanks de verschillen in de uitmonstering van de vele woonboten, arken, varende woonschepen en watervilla’s langs de waterkant en de omvang van de portemonnee, vinden de bewoners zich in een gezamenlijke voorkeur voor privacy en zelfstandigheid. Leven en laten leven. In heel Nederland zullen ‘waterwoners’ elkaars mentaliteit en instelling herkennen.